Inleiding In figuur 1 hieronder is een driehoek getekend. Elke zijde is verdeeld in drie gelijke delen. Vanuit elk hoekpunt zijn lijnen getrokken naar de punten op de tegenoverliggende zijde. Zo ontstaat in het midden een zeshoek. In dit artikel bepalen we de verhouding tussen de oppervlaktes van de zeshoek en de driehoek.
om het zeshoek probleem op te lossen. Klik hier voor een artikel over zijn originele aanpak. Mijn oplossing Stel de oppervlakte van de gehele driehoek op 1. Bekijk figuur 2 :
- de rode, met oppervlakte A - de groene, met oppervlakte B. Uit berekening zal blijken:
oppervlakte B = 2/15 de zeshoek een tiende deel is van de oppervlakte van de driehoek. Oppervlakte A Zie figuur 3. De oppervlakte van een kleine driehoek is met een kleine letter a,b,c,d aangegeven.
a = 1/9 Als twee driehoeken gelijkvormig zijn, dan verhouden hun oppervlakten zich als de kwadraten van twee overeenkomstige zijden. Nu is
b + c = 2/9 beschouw driehoeken QRP met basis QR en TRP met basis TR. QR = 3TR. De driehoeken hebben gelijke hoogten. Ook geldt:
d = 9b Driehoeken TSW en PQW zijn gelijkvormig en PQ = 3ST Combinerend:
b + c = 2/9 ...........{zie boven} b = 1/18
Oppervlakte B Eerst wordt de oppervlakte e + f berekend. Zie figuur 4.
9f = 4k ook is h + k = 1/3 zodat 4h + 4k = 4/3 ...............{4k vervangen door 9f} 9f + 4h = 4/3 e + f + h = 2/3 e = 4/9 ............{gelijkvormigheid met grote driehoek} zodat f + h = 2/3 - 4/9 = 2/9 en 9f + 9h = 2 9f + 4h = 4/3 ...............{zie hiervoor} dus 5h = 2/3 h = 2/15 e + f = 2/3 - 2/15 = 8/15
|
||||||||||||||||