Onderwerpen
- mengen ññ - communicerende vaten ññ - verdelen ññ - gemiddeldenññ - achtervolgen ññ - opgavenññ Hieronder zie je een balans afgebeeld. Die is in evenwicht (armen in horizontale stand) als geldt:
aan de rechterarm. a1 en a2 zijn de lengtes van de armen. Een balans is in evenwicht als de som van alle koppels aan de linkerkant gelijk is aan de som van de koppels aan de rechterkant. Maar je kunt ook zeggen: een balans is in evenwicht als de som van alle koppels nul is. Dan moeten bijvoorbeeld de koppels aan de linkerkant negatief worden gerekend.
vraag
(som van de koppels rechts = som van de koppels links)
150.x = 2500 + 2000 - 9000 150.x = -4500 x = - 30 Mengen We gaan water mengen van verschillende temperaturen en de temperatuur van het mengsel berekenen. Ook berekenen we de temperatuur nadat een gloeiend stuk metaal is ondergedompeld. De aanpak is als volgt: warmte drukken we uit in caloriën. Eén calorie is de hoeveelheid warmte die 1 gram water 1 graad Celsius in temperatuur doet stijgen. Voor elke graad stijging van 100 gram water is dus nodig 100 caloriën. Ontdooien of koken kost meer caloriën dan verwarmen van vloeibaar water. Met die (fase) overgangen houden we ons hier niet bezig, het water blijft vloeibaar. Samenvattend:
23 gram water van 20 graden bevat 20 * 23 = 460 caloriën" dat er bij een temperatuur van 0 graden 460 caloriën zijn toegevoegd om een temperatuur van 20 graden te bereiken. Berekening Stel nu, dat we 120 gram water hebben van 60 graden en 75 gram water van 15 graden.
(120 + 75)t = 120.60 + 75.15 195.t = 8325 t = 42,7 graden De soortelijke warmte S van een stof is
S is het aantal caloriën dat nodig is om 1 gram van de stof 1 graad celsius in temperatuur te laten stijgen. Voor water is de soortelijke warmte gelijk aan 1. Voorbeeld Aan 75 gram van een stof worden 300 caloriën warmte toegevoegd. Daardoor stijgt de temperatuur 18 graden. De soortelijke warmte C is dan:
in temperatuur te laten stijgen zijn nodig C = g.S.T caloriën. 200 gram ijzer van 200 0Celsius dompelen we onder in 350 gram water van 25 0Celsius. Voor de eindtemperatuur t stellen we de vergelijking op :
350.1.t + 200.0,1.t = 350.25 + 200.0,1.200 370.t = 12750 t = 34,46 0Celsius Berekening 2. In een goed geïsoleerd aluminium vat van 320 gram wordt 150 gram water van 70 graden gegoten. De temperatuur van het lege vat is 18 graden. Het water zal warmte afstaan aan het vat. Stel T is de temperatuur van het gevulde vat, dan
320.0,215.T + 150.T = 320 . 0,215 . 18 + 150 . 70 218,8T = 11738,4 T = 53,65 graden Celsius. Hieronder is afgebeeld een drietal cilindrische vaten, die met leidingen zijn verbonden. Het linker vat is geheel gevuld met water. De andere vaten zijn leeg en de kranen in de leidingen zijn dichtgedraaid. Als de kranen worden geopend zal water van het linker- naar de andere vaten stromen zolang het niveau van het water in de vaten ongelijk is. Na enige tijd is het waterniveau in alle vaten gelijk. Dat heet de "wet van de communicerende vaten". vraag:
Dan is de hoogte in het middelste vat (h - 1) en in het rechter vat (h - 2) meter. Opmerking: de inhoud I van een cilindrisch vat met hoogte h en diameter d bedraagt
zodat we de vergelijking opstellen
22*6 = 22*h + 1,52*(h - 1) + 1,22*(h - 2).....{kwadraten weg} 24 = 4h + 2,25(h - 1) + 1,44(h - 2).....{haakjes weg} 24 = 4h + 2,25h - 2,25 + 1,44h - 2,88.....{alle termen met h samenvoegen} 24 = 7,69h - 2,25 - 2,88.....{termen zonder h naar links en samenvoegen} 29,13 = 7,69h.....{omdraaien} 7,69h = 29,13.....{delen door 7,69} h = 3,788 m. Verdelen Drie schurken A,B en C verdelen de buit van een overval ( €82000) als volgt:
C ontvangt 60% van het bedrag van B Stel A ontvangt a euro's. dan ontvangt B dus a + 22000 en C ontvangt 0,60(a + 22000) zodat we de vergelijking kunnen opstellen:
2,6a + 35200 = 82000 2,6a = 46800 a = 18000 Gemiddelden Het gemiddelde Gn van n bedragen B1, B2 .... Bn is
Het gemiddelde van de getallen 82, 122, 206 en 76 is
Een rapportcijfer is het gemiddelde van de cijfers van 4 proefwerken. Een leerling heeft als rapportcijfer een 7 en de proefwerkcijfers zijn 5, 9 en 6. Het vierde proefwerkcijfer (x) is niet bekend, maar kan als volgt worden berekend:
28 = 20 + x x = 8 Het gemiddelde Gn van n gewogen bedragen B1....Bn met weegfactor wi voor Bi is
Een leerling heeft behaald
3 overhoringen 8, 3 en 5 weegfactor 1 1 praktische opdracht 9, weegfactor 2
G = 73 / 11 = 6,64 Klas H3A bestaat uit 12 leerlingen. het gemiddelde voor het vak Duits is 6,3. Klas H3B staat gemiddeld 5,4 voor Duits. Klassen H3A en H3B worden samengevoegd en het gemiddelde voor het vak Duits van geheel H3 is dan 5,77. Vraag:
Stel dat H3B n leerlingen telt, dan geldt:
5,77(12 + n) = 75,6 + 5,4.n 69,24 + 5,77n = 75,6 + 5,4.n 0,37.n = 6,36 n = 17 ....{afgerond} Berekening 2. In steden A (120.000 stemgerechtigde inwoners) en B (45.000 stemmers) wordt een stemming gehouden. In A stemt 50% voor, terwijl de inwoners van A en B samen 55% voor stemmen.
Stel, dat in B een percentage p voor stemde, dan
90750 = 60000 + 45000.p p = 0,683 Achtervolgen Persoon A vertrekt op tijdstip 0 vanuit dorpje P . A beweegt zich voort met constante snelheid vA{v is afkorting van "velocity"} Persoon B vertrekt d uren {d is afkorting van "delay"} later uit P en achtervolgt A. B beweegt zich voort met constante snelheid vB. De volgende vragen komen op:
- na hoeveel kilometer is dat?
B heeft dan afgelegd:
vAt = vBt.- vBd...............{termen met t naar links} vAt - vBt. = - vBd............{t buiten haakjes halen} t(vA - vB) = - vBd............{delen door vA - vB} -t(vA - vB) = vBd............{vermenigvuldigen met -1} t(vB - vA) = vBd............{- teken wegwerken} t =
A fietst met een snelheid van 18km per uur. B begint de achtervolging 2,5 uur later en beweegt zich per bromfiets voort met 33 km. per uur. Gebruik formule [1] om t te berekenen, de tijd dat de achtervolging duurt:
t = 5,5 uur
Variatie 1 We vragen ons af, wat op elk moment de afstand tussen A en B is. Dat is niet met een formule te beschrijven als we beginnen te meten bij het vertrek van A. Immers, B staat dan nog enige tijd stil om plotseling een snelheid vB te krijgen. Zo'n beweging levert een grafiek op met een knik, wat niet kan, er is geen formule die zo'n beweging beschrijft. Daarom gaan we de tijd rekenen vanaf het vertrek van de achtervolger B. We laten A e uur eerder vertrekken. Als B t uren onderweg is, dan is A dus (t + e) uren onderweg. Hun onderlinge afstand SAB = SA - SB wordt dan:
SAB = vAt + vAe - vBt SAB = vAt - vBt + vAe SAB = (vA - vB)t + vAe Variatie 2 Stel, dat we de snelheid van de achtervolger willen berekenen als bekend is in welke tijd A wordt ingehaald. We gaan uit van formule [1]
vBt - vAt = vB d ....{termen met vB naar links} vBt - vBd = vA t ....{vB buiten haakjes halen} vB(t - d) = vA t ....{delen door (t - d)} vB = vA ·
Stel dat B 1,2 uur na A vertrekt. A heeft een snelheid van 72 km per uur en wordt ingehaald 4,6 uur na zijn vertrek. De snelheid van de achtervolger was dan volgens [3]
Opgaven (en antwoorden) [1] Zie figuur hieronder. (Noem ze dus 2x en 3x). bereken de onbekende gewichten. [2] Een geïsoleerde aluminium pan weegt leeg 400 gram. De pan bevat 700 ml. water van 23 0C. Aan de pan wordt toegevoegd
- 150 gram zink van 180 0C. bereken temperatuur daarna. [3] Hieronder zie je twee communicerende vaten. De waterhoogte in het linker vat is onbekend, in het rechtervat staat het water 100cm. hoog. Na openen van de kraan K stabiliseert de waterhoogte in beide vaten zich op 325cm. De vaten zijn cilindrisch, doorsnede is aangegeven in cm. [4] Vier familieleden , A, B, C en D verdelen een erfenis van €160.000 De overledene heeft het volgende bepaald:
C ontvangt 50% meer dan B D ontvangt 7/8 deel van B [5] Twee groepen A en B, maken een examen. In groep A wordt gemiddeld het cijfer 6,0 gescoord en in groep B is het gemiddelde cijfer 7,2. De groepen worden samengevoegd waardoor het gemiddelde cijfer per deelnemer 6,8 wordt . Groep A telde 20 deelnemers. bereken het aantal deelnemers van groep B. [6] A fietst met een constante snelheid van 21,9 km/uur. B vertrekt 3 uur na A en achtervolgt A met constante snelheid. Zodoende wordt A na 8,1 uur ingehaald. bereken de gemiddelde snelheid van B.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||