|
Zie onderstaand probleem.
Bereken de grootte van hoek x.
Driehoek ABC is gelijkbenig, AC = BC, wegens LB = LA = 70.
Punt D is middelpunt van de cirkel door C en E.
Deze cirkel snijdt BC in punt H.
Trek lijnen CE en EH.
Teken middelloodlijn van AB.
Teken punt G op CF zo, dat HG loodrecht op CF.
Bekijk ΔADC.
LADC = 180 - 20 - 40 = 120
LADB = 180 - 120 = 60.
DE = DH zodat LDEH = LHED = (180 - 60)/2 = 60.
G ligt op de cirkel omdat LCGH = 90.
LHEG = LBCF = 20 want staan beide op boog GH.
x = LDEB = 20 + 60 = 80.
Blijft over de vraag of punt G op lijn BE ligt.
LAEB = 180 - 60 - 20 = 100.
LABE = 180 - 100 - 50 = 30.
LFGB = 90 - 30 = 60.
LCGE = 120/2 = 60 want staat op boog CE.
Punt G ligt dus op lijn BE.
|
|